Achtergrond Viper
Hieronder vindt u de eigenschappen van de verschillende generaties die van de Viper zijn uitgebracht. Deze informatie is grotendeels afkomstig van 'autoblog.nl'. In dit filmpje op youtube is te zien hoe de Dodge Viper zich ontwikkelend heeft in de periode van 1992 tot 2017.
Maar eerst even wat leuke Wist-u-datjes:
- De ontwikkeling van de Viper begon in 1988;
- De eerste Viper is uitgebracht in 1992
- Alle generaties hebben een V10 met minimale cilinderinhoud van 8 liter
- Het motorblok oorspronkelijk van een RAM truck was, maar door Lamborghini geschikt gemaakt is voor de Viper
- De Viper is ontwikkeld in samenwerking met Carroll Shelby;
- De eerste generaties Viper in Europa zijn uitgebracht onder het merknaam van moederbedrijf ‘Chrysler’
Verschillende logo's
Over de jaren heen heeft het logo van de Viper ook enkele metamorfoses ondergaan. Onderstaand figuur geeft deze logo's weer. Samengevat:
- Generatie 1 en 2: 'Sneaky pete'
- Generatie 3 en 4: 'Fangs'
- Generatie 5: 'Stryker'
Eigenschappen Viper-generaties
Eerste generatie: Viper RT/10 (Phase I SR, 1992-1995)
|
![]() |
Tweede generatie: Viper GTS & RT/10 (Phase II SR, 1996-2002)
|
![]() |
Derde generatie: Viper SRT-10 (ZB I/ZB II/VX I 2003–2006)
|
![]() |
Vierde generatie: Viper SRT-10 (Phase II ZB 2008–2010)
|
![]() |
Vijfde generatie: SRT Viper (Phase I VX 2012-2017)
|
![]() |
Het begin
Bron: autoblog
Zoals met veel briljante ideeën begon het plan voor de Viper gewoon in een gesprek tussen een paar raszuivere petrolheads. Bob Lutz (Chrysler), Caroll Shelby en Bob Gale (ontwerpchef) hadden het geregeld over een pure sportwagen. Veel vermogen, achterwielaandrijving en fantastische koetswerk moest ‘ie hebben. Een soort Shelby Cobra, maar dan voor de jaren ’90. Chrysler stond op dat moment erg ver af van zulke auto’s. De meeste auto’s waren bijzonder braaf. Zelfs de Shelby-varianten hadden een viercilinder met voorwielaandrijving. Op zich best aardig, maar niet waanzinnig spectaculair.
In februari 1988 worden deze gesprekken samengevat in een opdracht. In een gesprek van een paar minuten tijd, krijgt Bob Gale te horen van Lutz dat hij de nieuwe Cobra mag gaan ontwerpen. Normaliter gaan er dan maanden overheen voordat de eerste schetsen en ideeën worden omgezet in een daadwerkelijk idee. Het kostte Gale en zijn team slechts enkele weken. Ze waren er in hun vrije tijd al wat mee bezig geweest en binnen een paar weken tijd hadden ze het ontwerp van de concept car af. Inclusief de motor, een enorm grote V10.
Amerikaanse autofabrikanten stonden in de jaren ’80 niet bekend om hun flexibiliteit. Bijna elk bijzonder idee werd door de andere management afdelingen (marketing, finance en dergelijke) teniet gedaan, waardoor het eindresultaat weer een generieke auto was. Gale krijgt van Lutz de vrijheid om te doen wat hij wil met de Viper. Het eerste kleimodel was in no-time klaar. Na de goedkeuring van Lutz, mochten ze beginnen aan het maken van de Viper Concept. Deze maakte zijn debuut op de Detroit Motor Show in 1989.
De Dodge Viper Concept slaat daar in als de spreekwoordelijke bom. Het is natuurlijk een bijzonder vreemde combinatie. Dodge is een budget-merk van Chrysler dat af en toe sportieve auto’s maakt. Alsof SEAT ineens met een dergelijke auto komt. Het publiek was niet alleen zeer enthousiast, de kopers ook. De Viper was nog in zijn concept fase, maar mensen wilden er eentje kopen. Sommigen deden dat op een vrij assertieve wijze. Ze stuurden alvast cheques met een aanbetaling voor de auto. Dat terwijl er nog niet eens besloten was om de auto in productie te nemen! Er waren ook Hollywood sterren en rijke topsporters die wel een Viper wilde hebben, door een positie op ‘de wachtlijst’ te kopen, zonder dat deze überhaupt bestond.
Dat was niet de bedoeling volgens Bob Lutz. Een essentieel onderdeel van de Viper moest zijn dat ‘ie betaalbaar was. Het had geen zin om een Ferrari-concurrent te bouwen en dezelfde prijs te vragen als Ferrari. Dan koopt men namelijk een Ferrari. Vraag maar aan Honda, dat wel die fout maakte met de NSX. Lee Iacocca, toen de voorzitter van Chrysler, zag zeker productiekansen voor de auto. Dankzij Iacocca ging het met Chrysler al een stuk beter. Denk aan het K-Car platform (waar heel veel betaalbare en succesvolle auto’s op gebouwd werden), de minivan (plymouth Voyager, Dodge Ram Van en Chrysler Town & Country) en de aankoop van Jeep. Chrysler had de weg naar boven gevonden en durfde weer moed te tonen. Een dergelijke imagebuilder was op dit moment meer dan welkom om door te kunnen pakken op dat succes.
In 1992 werd het productiemodel voorgesteld aan het publiek. Op een manier zoals alleen Lee Iacocca dat kon werd het publiek warm gemaakt. In plaats van politiek correct te zijn, deelde hij mee dat iedereen al aanbetalingen deed en de auto op de cover van diverse autojaarboeken stond. De Viper was volgens hem een enorme hit. Als de auto je niets deed, dan was er iets mis met jouw hartslag. Ook wees Iacocca er fijntjes op dat de voorzitter van de Duitse Ferrari-club er al eentje wilde bestellen.
De Viper had een driecilinder motor kunnen hebben uit een Daihatsu en nog had iedereen er eentje willen hebben. Maar nee, het waren niet alleen de looks, ook de motor was uniek en indrukwekkend. De wortels van het motorontwerp waren absoluut niet exotisch. Het was namelijk gewoon een Chrysler ‘LA’ motor, de Magnum V10. In basis zou je het kunnen zien als de bekende 5.9 V8, alleen dan met twee cilinders eraan geplakt. Het was de bedoeling om deze motor te gebruiken voor de Dodge Ram 2500 en 3500.
Dodge kon de motor helaas niet zomaar in de Viper leggen. De Magnum V10 was er voornamelijk voor mensen die écht geen diesel wilden, maar wel enorm veel trekkracht. Zowel de blok als de kop waren van gietijzer. Zeer sterk, maar ook erg zwaar. Gelukkig was Chrysler op dat moment ook eigenaar van Lamborghini. De techneuten van de Italiaanse supercar firma kregen de opdracht om het blok sportwagen-waardig te maken. Dat deden ze door het motorblok en de cilinderkop in aluminum uit te voeren. Dat scheelde aanzienlijk in het gewicht van de motor.
Dodge communiceerde destijds dat de Viper V10 motor zo’n 300 pk en 600 Nm zou leveren. De heren technici van Lamborghini hadden hun werk goed gedaan, want het resultaat was namelijk 400 pk. Dat was destijds enorm veel vermogen. Zelfs een Ferrari Testarossa leverde niet zo veel vermogen. Alleen peperdure exoten als de Porsche 959 en Ferrari F40 gingen er overheen.
Maar wat indrukwekkender was, was dat men zo dicht bij de concept car bleef. In 1989 was het een typische concept car zoals er wel meer waren. Denk aan de Mitsubishi 3000 GT, die een ‘doorontwikkeling’ zou zijn van de HSR-II concept. Die auto’s leken in niets op elkaar. De Viper had een extreem lange en lage neus met twee platte, priemende koplampen. Vergeet niet dat in 1992 veel auto’s nog gewoon klapkoplampen hadden.
Het resultaat
De Viper en zijn V10 werden op geen enkele wijze getemd. Zoals vermeld was Lamborghini meer dan capabel om veel vermogen uit de auto te halen. De Viper zelf moest een zeer simpele auto zijn. Dit vanwege twee redenen: kosten en karakter. Er waren destijds al diverse veiligheidsystemen als vierwielaandrijving, vierwielbesturing en ABS. Echter, om dat te ontwikkelen ben je veel geld kwijt, dus werd daar niet aan begonnen. Dat zorgde ervoor dat de prijs lekker laag was en dat de PR-jongens de Viper konden verkopen als ‘echte mannenauto’. Het was eigenlijk een skelter met een enorme V10 erin. De Viper had niet eens ABS, laat staan tractie controle. Maar ook qua comfort kwam je er bekaaid van af.
Je kreeg wel lederen bekleding, maar dat was vooral praktisch omdat het dak niet zoveel voorstelde. Dat was namelijk gemaakt van canvas (op zich niet vreemd) en moest met de hand gemonteerd worden. Ook het interieur was erg basaal en kaal. De stoelen moest je handmatig bedienen en er zat een radio in. Dat was het wel.
Nu kon je je in de Viper ook niet teveel focussen op gadgets in het interieur. Je moest je volle aandacht (en verstand) erbij houden. De 8.0 V10 leverde namelijk 400 pk, maar vooral ook 630 Nm. Met name dat laatste getal was ongekend. Er waren enkele bijzondere auto’s met turbo’s die een dergelijke koppel konden leveren, maar die hadden altijd een enorm turbogat. Bij de Viper was de reactie op het gaspedaal dírect. Met zo’n 1.500 kilogram was de Viper absoluut geen vederwicht, maar de motor had er geen enkele moeite mee.
Het monsterlijke vermogen en koppel van de V10 werden via een BorgWarner transmissie naar de achterwielen gebracht. De T56 transmissie is een handgeschakelde zesbak. Het is een beetje het laatste bastion voor sportwagen bouwers en tuners. De bak had grote spatiëringen, waaronder een hele lange zesde versnelling om de ‘gas guzzler’-tax te ontwijken. Nu kon dat afgesteld worden naar de wens van de fabrikant, maar de meesten kozen voor deze invulling. De bak was niet bijzonder prettig in het gebruik: schakelen ging stroef en zwaar. Het grote voordeel was dat de bak gewoon enorm veel koppel en vermogen aankon.
De prestaties waren voor die tijd fenomenaal en zijn dat eigenlijk nu nog steeds. Zeker als je bedenkt hoe ontzettend hard je ervoor moet werken. Van 0-96 km/u duurde ongeveer 4,6 seconden. Er waren autojournalisten die een paar tienden van die tijd af wisten te snoepen. De 0-160 sprint nam slechts 9,2 seconden in beslag, daarmee was het een van de eerste auto’s die in minder dan 10 seconden naar de 160 km/u kon sprinten. De topsnelheid bedroeg 264 km/u.
De Viper RT/10 was een auto die niet voor iedereen bereikbaar was, maar wel typisch zo’n auto die mogelijk was als je enorm hard je best deed, iets dat met een Ferrari F50 nooit zal lukken. Bij die auto moest je uitgenodigd worden om hem te mogen te kopen. Zo niet bij de Viper. Je liep naar de Dodge dealer, betaalde een bescheiden bedrag en reed weg in een van de meest angstaanjagende en brute sportwagens aller tijden.